In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 augustus 2013. De zaak betreft een vordering van de curator tot vernietiging van een cessie op grond van artikel 42 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch en arresten van het gerechtshof die aan deze zaak voorafgingen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.F. Gonesh, heeft in cassatie klachten ingediend tegen het oordeel van het hof, maar de curator is niet verschenen in deze procedure.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curator op nihil zijn vastgesteld.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders en M.V. Polak, met G. de Groot als de raadsheer die de uitspraak in het openbaar heeft gedaan.