ECLI:NL:HR:2015:3051

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
13/05704
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het arrest van het Hof inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een witwaszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een ontnemingsprocedure waarbij de betrokkene, geboren in 1969, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen die van misdrijf afkomstig waren, wat werd gekwalificeerd als 'van het plegen van witwassen een gewoonte maken'. Het Hof had geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen uit zijn handelen en andere strafbare feiten, en schatte dit voordeel op € 143.586,-, gebaseerd op de winst van het bedrijf [A] over de jaren 2002 tot en met 2007.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug naar het Hof voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de volledige winst van het bedrijf als wederrechtelijk verkregen voordeel kon worden aangemerkt. De opvatting van het Hof dat de volledige winst als voorwerp van gewoontewitwassen reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormt, werd als onjuist bestempeld. De Hoge Raad concludeerde dat zonder nadere motivering niet begrijpelijk was dat de betrokkene het door het Hof geschatte bedrag daadwerkelijk aan wederrechtelijk voordeel had verkregen. Dit leidde tot de slotsom dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door lagere rechters bij het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingsprocedures. De zaak zal nu opnieuw door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden behandeld, waarbij de eerdere oordelen opnieuw onder de loep worden genomen.

Uitspraak

13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 13/05704 P
MD/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 20 september 2013, nummer 24/001223-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat de (volledige) winst over de jaren 2002-2007 van het bedrijf [A] als wederrechtelijk verkregen voordeel (van de betrokkene en zijn partner) kan worden aangemerkt.
2.2.1.
In de bestreden uitspraak is overwogen, voor zover hier van belang:
"De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 20 september 2013 (parketnummer 24-000945-10) terzake van "Van het plegen van witwassen een gewoonte maken"
veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Door [verbalisant 1], accountant in dienst van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Operationele Expertise, tevens buiten gewoon opsporingsambtenaar, is op 18 juni 2008 een financieel rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel opgemaakt. Op pagina 21 van dat rapport staat dat de winst van [A] (voor correctie) in de jaren 2002 tot en met 2007 € 287.173,- bedroeg. Zoals aangegeven in de hoofdzaak is het hof van oordeel dat veroordeelde dit bedrag wederrechtelijk heeft verkregen. Van dit geld heeft ook zijn partner geprofiteerd. Het hof zal derhalve het voordeel delen door twee.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 143.586,-."
2.2.2.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is door het Hof ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
"1. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt rapport - als bijlage gevoegd bij rapportnummer 2008012310554952, ordner met opschrift "ECU - Rapportage" SFO map 1" (blz. 001 e.v.) - gesloten op 18 juni 2008, door [verbalisant 1], accountant en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, houdende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
De winstbedragen volgens de jaarrekeningen van [A] bedroegen:
2. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij proces-verbaalnummer 2007056793, ordner met opschrift "ECU - Persoonsdossiers (PD.01 - blz. 022 e.v.) - proces-verbaalnummer 2007121115155329, gesloten op 11 december 2007, door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [betrokkene]:
Ik leef met [medebetrokkene] (het hof begrijpt: [medebetrokkene]) en we hebben drie kinderen. We zijn, denk ik, 20 jaar bij elkaar.
Mijn inkomsten over de afgelopen jaren zijn uit [A]. [A] is eerst van [medebetrokkene] geweest en daarna heb ik het gedaan. Dat kan in 2002 zijn maar het kan ook 2003 zijn.
Vorig jaar, 2006, was de winst tussen de € 40.000,- en € 45.000,- en het jaar ervoor, 2005, was het ongeveer € 75.000,-.
3. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij proces-verbaalnummer 2007056793, ordner met opschrift "ECU - Persoonsdossiers (PD.01 - blz. 026 e.v.) - proces-verbaalnummer 2007121209275329, gesloten op 12 december 2007, door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [betrokkene]:
[A] is in 2001 gestart. [medebetrokkene] heeft het samen met een kennis van mij opgestart. Ik was toen vaak aanwezig en hielp wel eens wat mee.
De activiteiten van [A] zijn de verkoop van kweekmateriaal. Ik verkoop aan particulieren.
4. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij proces-verbaalnummer 2007056793, ordner met opschrift "ECU - Persoonsdossiers (PD.02 - blz. 019 e.v.) - proces-verbaalnummer 2007121009065329, gesloten op 10 december 2007, door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medebetrokkene]:
Ik woon samen en mijn partner is [betrokkene]. Wij hebben drie kinderen.
U vraagt mij naar het bedrijf [A]. Dat heb ik in het begin gedaan.
U vraagt mij welke inkomsten mijn partner de afgelopen jaren had. [betrokkene] is voor zichzelf, wat de inkomsten zijn weet ik niet. [betrokkene] heeft [A] en hij heeft onroerend goed en daar heeft hij inkomsten uit. U vraagt of dit inkomen ons gezamenlijk inkomen is. Ja, daar leven wij van."
2.3.
In de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak had het Hof in zijn arrest van 20 september 2013 bewezenverklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren, welk feit is gekwalificeerd als 'van het plegen van witwassen een gewoonte maken'. Bij zijn arrest van heden heeft de Hoge Raad het arrest van het Hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar het Hof teneinde de zaak opnieuw te berechten en af te doen.
2.4.
Het Hof heeft geoordeeld dat de betrokkene uit "het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten" wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het Hof heeft het verkregen wederrechtelijk voordeel geschat op (het aan de betrokkene toegerekende deel van) de winst die [A] heeft behaald over de jaren 2002 tot en met 2007 met de verkoop van kweekbenodigheden, die in totaal € 287.173,- heeft bedragen. Aan het oordeel van het Hof dat de in [A] behaalde winst wederrechtelijk verkregen voordeel heeft opgeleverd, ligt kennelijk de opvatting ten gronslag dat de (volledige) winst van [A] als voorwerp van (gewoonte)witwassen reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormt. Die opvatting is niet juist (Vgl. HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217, NJ 2013/293). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat de betrokkene uit het in de strafzaak bewezenverklaarde 'gewoontewitwassen' het door het Hof geschatte bedrag daadwerkelijk aan wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Voor zover het Hof mocht hebben geoordeeld dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten dan het bewezenverklaarde feit, is dat oordeel eveneens ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft, en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2015.