De zaak is vervolgens door de Hoge Raad naar het Hof verwezen. Blijkens het proces-verbaal van de daaropvolgende terechtzitting van het Hof heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig haar aan het Hof overgelegde pleitnotities. Die pleitnotities houden in:
"Onrechtmatige ontruiming
1. Inmiddels heeft de Hoge Raad bij arrest bepaald dat het Hof bij een verweer van de verdediging dat zich beroept op onrechtmatige ontruiming, moet beoordelen of de ontruiming proportioneel was, getoetst aan de uitgangspunten van een civiele rechter in kort geding in een dergelijke situatie dat het geschil voorligt of er ontruimd mag worden. Daarbij, zo geeft de Hoge Raad aan, geldt als uitgangspunt het recht van de eigenaar over zijn pand te mogen beschikken zo hem goeddunkt.
2. Een van de redenen waarom de activiteit, die niet nader wordt omschreven dan als kraken, nog steeds plaatsvindt ondanks het risico voor een misdrijf veroordeeld te worden, is omdat er nog steeds woningnood is met betrekking tot betaalbare huurwoningen en eigenaren gebruik maken van hun recht over een pand te mogen beschikken, door er niet over te beschikken en niets mee te doen.
3. Het parlement is mede akkoord gegaan destijds met invoering van de Wet Kraken en Leegstand, omdat ook de leegstand aangepakt zou worden. Het kraken is strafbaar gesteld en wordt gehandhaafd, maar de facultatieve middelen die zijn ingevoerd met betrekking tot registratie en aanschrijving van eigenaren van panden die onnodig leegstaan, heeft niet plaatsgevonden. Daarmee wordt door regulering van de overheid niet voldaan aan het nemen van de verantwoordelijkheid aan het uitvoering geven aan het sociale grondrecht op een woning.
4. Om de hiervoorgaande reden reeds is een ontruiming die niet getoetst is aan het huisrecht onrechtmatig.
5. De KG rechter zich op basis van de vereiste individuele belangenafweging uit kunnen spreken over een afweging ten aanzien van de voorgenomen inbreuk op het huisrecht bij ontruiming. Daarbij geldt tevens dat in de afweging van belangen meegewogen dient te worden of er voldoende alternatieve woonruimte in de omgeving beschikbaar is. In het voorliggende geval gaat het dan om de afweging of er voldoende betaalbare woonruimte beschikbaar is in Utrecht. In Utrecht is er een tekort aan betaalbare woonruimte en bestaat een lange wachtlijst voor met name studenten die huisvesting zoeken, zoals in andere grote steden in Nederland.
6. Hierbij verzoek ik u herhaald en ingelast te beschouwen al hetgeen in voorafgaande procedures is aangevoerd.
7. Zo u al meent nu alsnog een oordeel te kunnen vellen op basis van de situatie destijds, heeft er, zoals eerder aangevoerd onvoldoende onderzoek door politie en openbaar ministerie plaatsgevonden om daar nu nog, achteraf gezien, op eenzelfde wijze als bij een kort geding voor de civiele voorzieningenrechter, een oordeel over te vellen.
8. Feit blijft dat het pand niet ontruimd is op last van de brandweer wegens brand onveiligheid, doch op basis van 551a Sv. Een eventuele noodzaak tot een dergelijke ontruiming na vaststelling van de vermeende onveiligheid had door terzake deskundigen, op bestuurlijke gronden dan wel openbare orde had moeten plaatsvinden. Dat was niet het geval, zoveel is geconstateerd.
9. Of er sprake was van brandonveiligheid is niet vastgesteld door terzake deskundigen.
10. Het betrokken pand werd niet gebruikt en stond leeg, het belendende pand werd door bedrijfjes wel gebruikt, hetgeen aangeeft dat er ook geen sprake kon zijn van brandonveiligheid of onveiligheid anderszins.
11. De bedrijven konden gewoon onafhankelijk functioneren, het gebruik van het pand als woonhuis door een groot aantal activistische bewoners stond daaraan niet in de weg.
12. Voorafgaand aan de leegstand werd het pand gebruikt als woonruimte door studenten. Er is in Utrecht een groot tekort aan betaalbare woonruimte voor studenten.
13. Niet is aangetoond of onderzoek gedaan naar wat in de panden heeft plaatsgevonden, nadat deze voor de leegstand waren ontruimd, om die reden kan daarover ook niets gesteld worden.
14. De politie en het openbaar ministerie hebben aan zichzelf te wijten dat ze meenden zo'n haast te moeten maken bij de ontruiming dat er onvoldoende bewijzen aanwezig zijn ook maar iets te kunnen stellen dat in de weg zou kunnen staan aan het gebruik van deze ruimten door de activistische bewoners als woonruimte.
15. Juist in een stad als Utrecht waar vanwege de studentenpopulatie zo'n groot gebrek is aan betaalbare 'woonruimte dient uw afweging dan ook ten faveure van het huisrecht uit te vallen.
16. Zo men al gemotiveerd had willen ontruimen,
quod non, dan had men eerst nader onderzoek moeten doen hetgeen is nagelaten.
17. Om alle hiervoor aangevoerde redenen vraag ik uw hof dan ook te oordelen dat de ontruiming prematuur, en om die reden niet proportioneel en subsidiair was.
Strafmaatverweer
18. Nu de Hoge Raad in zijn arrest heeft aangegeven dat bij een verweer dat toeziet op onrechtmatige ontruiming, indien deze door de rechtbank wordt geconstateerd, kan leiden tot strafvermindering, vraag ik uw Hof indien het de ontruiming onrechtmatig acht gezien het gebrek aan proportionaliteit en subsidiariteit, strafvermindering terzake toe te passen en hier het rechterlijk pardon art 9a Sr van toepassing te laten zijn.
19. Hierbij vraag ik het Hof rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, met bijna 2 jaar (aanhouding vond plaats op 1 november 2010), zoals reeds door de AG bij het advies aan de HR aangegeven. Deze overschrijding is niet te wijten aan enig handelen of nalaten van de verdediging. Ik vraag u dan ook in dit voorliggende geval in het geheel geen straf op te leggen, gezien het recht op strafvermindering terzake en de ernst van de overschrijding.
20. Client heeft geen strafblad en het ligt dan ook in de rede daar rekening mee te houden en zo de termijnoverschrijding van bijna 4 jaar niet leidt tot het afzien van het opleggen van straf, mede met het oog op het ontbrekende strafblad alsnog de straf nader te verminderen tot een rechterlijk pardon (9a Sr), danwel een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
21. Tevens verzoek ik u, indien u alsnog meent een al dan niet voorwaardelijke straf op te moeten leggen, van oplegging van straf af te zien gezien de omstandigheden waarin mijn cliënt bij de rechtbank voorafgaande aan de voorgeleiding RC toegang heeft gehad tot mij als raadsman en is daarmee in zijn verdediging geschaad. Zoals u uit het dossier kunt afleiden is de klacht bij de rechtbank terzake in het onderdeel dat er onvoldoende ruimte heeft bestaan overleg te voeren tussen raadsman en cliënt, gegrond verklaard Om die reden vraag ik bij een eventuele oplegging van straf alsnog af te zien van oplegging van straf (art. 9a Sr), danwel verdere strafvermindering toe te passen in het geval van mijn cliënt, met een voorkeur de straf voorwaardelijk op te leggen."