ECLI:NL:HR:2015:3017

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
15/02877
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep in het kader van WSNP en artikel 80a RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij verzoekers [verzoeker 1] en [verzoekster 2] in cassatie gingen tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder op 18 juni 2015 een arrest gewezen in de zaak die voortvloeide uit een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 april 2015. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. De Procureur-Generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid op grond van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechtsvordering (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

9 oktober 2015
Eerste Kamer
15/02877
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak R 89/90/2013 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 22 april 2015;
b. het arrest in de zaak HR 200.169.087/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 juni 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 7 augustus 2015 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3 en 4).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
9 oktober 2015.