ECLI:NL:HR:2015:3016

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
15/02876
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over machtiging voortgezet verblijf in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een machtiging voor voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De zaak betreft de vraag of na toepassing van artikel 8a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), dat niet leidt tot een gewijzigd verzoek, er een nieuw onderzoek door een onafhankelijke arts moet plaatsvinden. De verzoekster, aangeduid als betrokkene, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2015. De officier van justitie, die als verweerder optrad, is niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de beschikking van de rechtbank en stelt vast dat de officier van justitie geen verweerschrift heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was om het cassatieberoep te verwerpen. De advocaat van betrokkene heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft volgens de Hoge Raad geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep, waarmee de eerdere beschikking van de rechtbank in stand blijft. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

9 oktober 2015
Eerste Kamer
15/02876
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
OFFICIER VAN JUSTITIE,
zetelende te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/482437/FA RK 15-906 van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 28 augustus 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
9 oktober 2015.