ECLI:NL:HR:2015:3004

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
15/02581
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de loonbelasting en premie volksverzekeringen over de tijdvakken van 1 april 2012 tot en met 30 juni 2012, alsmede de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 18 juli 2015 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 18 augustus 2015 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

De Hoge Raad heeft op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met inachtneming van de waarnemend griffier.

Dit arrest benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het cassatieproces en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting voor de ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

9 oktober 2015
Nr. 15/02581
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] CVte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 16 april 2015, nrs. 14/00016, 14/00017 en 14/00018, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. AWB 13/1560, AWB 13/1562 en AWB 13/1563) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 1 april 2012 tot en met 30 april 2012 en 1 mei 2012 tot en met 31 mei 2012 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen, alsmede de daarbij gegeven boetebeschikkingen, en de over het tijdvak 1 juni 2012 tot en met 30 juni 2012 gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 juli 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 augustus 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015.