ECLI:NL:HR:2015:2998

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
14/06119
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over navorderingsaanslag vermogensbelasting en heffingsrente

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erven van [A] tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 2000, alsook een beschikking inzake heffingsrente. De belanghebbenden, de erven van [A], hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die hen in het ongelijk had gesteld. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 30 oktober 2014, werd door de belanghebbenden bestreden in cassatie. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna de belanghebbenden een conclusie van repliek hebben ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbenden beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen. De beoordeling is gebaseerd op overwegingen die zijn gemaakt in een eerder uitgesproken arrest (nummer 14/06127) tussen dezelfde partijen. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015, door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

9 oktober 2015
Nr. 14/06119
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erven van [A]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 30 oktober 2014, nr. 13/01122, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 12/2341) betreffende de aan belanghebbenden over het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente (hierna: de navorderingsaanslag, respectievelijk de beschikking inzake heffingsrente).

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op grond van hetgeen is overwogen in het heden in de zaak met nummer 14/06127 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015.