Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
6 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 januari 2015 was gewezen. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.