ECLI:NL:HR:2015:2984

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
14/05151
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de appeldagvaarding wegens onjuiste betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de nietigheid van een appeldagvaarding die aan de griffier was betekend, omdat de verdachte niet op het juiste adres was aangeschreven. De verdachte, geboren in 1987, had een schriftelijke bijzondere volmacht afgegeven met een adres in Sliedrecht, maar de dagvaarding was op een ander adres in Rotterdam aangeboden, waar deze niet kon worden afgeleverd. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2002:AD5163) en oordeelde dat er niet voldoende was gedaan om de dagvaarding op het juiste adres te betekenen. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig was betekend, niet naar de eisen van de wet was onderbouwd. Om doelmatigheidsredenen verklaarde de Hoge Raad de appeldagvaarding nietig. De uitspraak van het Hof kon daarom niet in stand blijven.

Uitspraak

6 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/05151
ABO/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag, Enkelvoudige Kamer, van 16 januari 2014, nummer 22/003955-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. Flikkenschild, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de appeldagvaarding.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een appelakte van 10 september 2013 waarin als adres van de verdachte is vermeld: [d-straat 1] te Rotterdam;
(ii) een aan voormelde akte gehechte schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in art. 450, eerste lid onder b, Sv van de verdachte van 10 september 2013 waarin als zijn adres is vermeld: [a-straat 1] te Sliedrecht;
(iii) een aan het dubbel van de appeldagvaarding van de verdachte gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 27 november 2013 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank Den Haag "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is";
(iv) een eveneens aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat:
- die dagvaarding op 2 december 2013 tevergeefs is aangeboden op het adres [b-straat 1] te Rotterdam "omdat de in de adressering aangegeven woning niet bestaat" en op 6 december 2013 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank Den Haag "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is", en
- een afschrift van de appeldagvaarding op 6 december 2013 is verzonden aan het adres [b-straat 1] te Rotterdam;
(v) een drietal aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte ID-staten SKDB van onderscheidenlijk 21 november 2013, 25 november 2013 en 6 december 2013, inhoudende dat:
- de verdachte op dat moment niet gedetineerd is,
- de verdachte met ingang van 17 september 2012 is "Vertrokken Onbekend Waarheen" en
- als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats - met als datum registratie: 6 maart 2013 - [b-straat 1] te Rotterdam;
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat de verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats hier te lande heeft en voorts inhoudende als vaststelling van het Hof dat de verdachte niet is verschenen.
2.3.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. Ingevolge art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3˚, Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de GBA noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is. Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op het uit de stukken blijkend - voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald - adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden (vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.24 sub b).
2.4.
Uit de stukken van het geding blijkt niet dat is getracht de appeldagvaarding uit te reiken aan het hiervoor onder 2.2 sub (ii) vermelde adres [a-straat 1] te Sliedrecht. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit de stukken van het geding voorts niet blijkt dat dit door de verdachte opgegeven adres door een latere opgave was achterhaald, is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 oktober 2015.