ECLI:NL:HR:2015:2980

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
14/03925
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid in hoger beroep bij niet tijdige kennisgeving van de zitting

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. De verdachte was bij verstek veroordeeld door de Politierechter op 3 juli 2013 voor overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Tegen dit vonnis heeft de verdachte op 29 juli 2013 hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Den Haag verklaarde de verdachte echter niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat het Hof van mening was dat de verdachte voorafgaand aan de zitting op 3 juli 2013 voldoende op de hoogte was gesteld van de zitting. De inleidende dagvaarding was als gewone brief verzonden naar het GBA-adres van de verdachte, en de oproeping voor de vordering tenuitvoerlegging was op 28 mei 2013 aan een schriftelijk gemachtigde uitgereikt. De verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van de behandeling van de strafzaak en dat hij tijdig hoger beroep had ingesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk is, omdat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de verdachte op de hoogte was van de zitting op basis van de verzonden stukken. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte kennisgeving aan de verdachte, zodat zijn recht op een eerlijk proces gewaarborgd blijft.

Uitspraak

6 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/03925
NA/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 juli 2014, nummer 22/003343-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, niet-ontvankelijk heeft verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
2.2.
De verdachte is bij vonnis van de Politierechter van 3 juli 2013 bij verstek veroordeeld ter zake van overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. Tegen dit vonnis is namens de verdachte op 29 juli 2013 hoger beroep ingesteld.
2.3.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de Officier van Justitie, gedateerd 30 mei 2013 en gericht aan de verdachte, inhoudende:
"Ons kenmerk 96-043286-13/23787958-OV0102
(...)
Onderwerp Oproeping vordering tenuitvoerlegging
Parketnummer 96-043286-13; 16-155861-12 (tul)
Geachte [verdachte] ,
De officier van justitie roept u op om te verschijnen op woensdag 03 juli 2013 om 09:25 uur ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam
Wilhelminaplein 100/125
3072 AK ROTTERDAM
teneinde aanwezig te zijn bij de behandeling van de tegen u aanhangige vordering.
De officier van justitie."
2.4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt het volgende in:
"De voorzitter stelt aan de orde de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. De voorzitter deelt mede dat de inleidende dagvaarding voor de terechtzitting van 3 juli 2013 niet aan de verdachte in persoon is betekend, maar de oproeping vordering tenuitvoerlegging voor die zitting op 28 mei 2013 aan een schriftelijk gemachtigde is uitgereikt.
De raadsman betoogt dat verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep, nu hij niet op de hoogte was van de behandeling van de strafzaak (hoofdzaak) onder parketnummer 96-043286-13 en hij derhalve tijdig op 29 juli 2013 hoger beroep heeft ingesteld tegen het bij verstek gewezen vonnis op 3 juli 2013.
De advocaat-generaal deelt mede dat op de oproeping van de tenuitvoerlegging het parketnummer in de hoofdzaak staat vermeld, alsmede is bij deze oproeping de vordering tenuitvoerlegging gevoegd, waarin mede wordt gesproken over de hoofdzaak met parketnummer 96-043286-13.
Naar het oordeel van de advocaat-generaal is, ondanks dat de tenlastelegging ontbreekt, aan de oproep functie voldaan en was de verdachte tevoren bekend met de terechtzitting in de hoofdzaak op 3 juli 2013.
De advocaat-generaal vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, nu door verdachte niet tijdig hoger beroep is ingesteld.
De raadsman persisteert bij zijn standpunt dat de verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep."
2.5.
Het bestreden arrest houdt het volgende in:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep, nu hij niet op de hoogte was van de behandeling van de strafzaak (hoofdzaak) onder parketnummer 96-043286-13 en hij derhalve tijdig op 29 juli 2013 hoger beroep heeft ingesteld tegen het bij verstek gewezen vonnis op 3 juli 2013.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de onderhavige strafzaak is de inleidende dagvaarding voor de terechtzitting van 3 juli 2013 door de griffier als gewone brief verzonden naar het GBA-adres van de verdachte.
Voorts is voor deze zitting de oproeping vordering tenuitvoerlegging met daarbij de vermelding van het parketnummer in de hoofdzaak op 28 mei 2013 aan een schriftelijk gemachtigde uitgereikt.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof aan de oproepfunctie voldaan en was de verdachte tevoren bekend met de dag van de terechtzitting van 3 juli 2013, ondanks het feit dat op de oproeping tot tenuitvoerlegging de tenlastelegging ontbreekt.
Het instellen van hoger beroep was derhalve mogelijk binnen veertien dagen na het op 3 juli 2013 bij verstek gewezen vonnis. De verdachte heeft echter pas op 29 juli 2013 hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is daarmee te laat ingesteld, zodat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep."
2.6.
Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting van 3 juli 2013 waarop de hoofdzaak zou dienen als bedoeld in art. 408, eerste lid onder c, Sv. Aan dat oordeel heeft het Hof ten grondslag gelegd dat (i) de inleidende dagvaarding voor de terechtzitting van 3 juli 2013 door de griffier als gewone brief is verzonden naar het GBA-adres van de verdachte en (ii) de oproeping vordering tenuitvoerlegging met daarbij vermelding van het parketnummer in de hoofdzaak op 28 mei 2013 aan een schriftelijk gemachtigde is uitgereikt. Dat oordeel is zonder nadere motivering niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat uit de onder (i) genoemde omstandigheid niet zonder meer volgt dat de verdachte tevoren kennis droeg van de dag waarop de hoofdzaak zou dienen en zulks evenmin zonder meer uit de onder (ii) genoemde omstandigheid kan volgen.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 oktober 2015.
.