Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
6 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 mei 2014. De verdachte, geboren in 1947, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing is genomen op 6 oktober 2015 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.