Het Hof heeft de vrijspraak als volgt gemotiveerd:
"Uit het dossier blijkt onder meer het volgende.
Op 17 augustus 2010 is door verbalisant [verbalisant 1] geconstateerd dat verdachte een (niet afgedekte) container op zijn terrein had staan en dat deze container aan de voorzijde, nabij de deuren, perculaatwater lekte op de klinkerbestrating, waarbij [verbalisant 1] vermoedde dat het perculaatwater uit mest was. Voorts werd door hem die dag geconstateerd dat er losse paardenmest op de klinkerbestrating was geplaatst.
Op 24 augustus 2010 en 26 augustus 2010 werd geconstateerd dat de situatie, zoals die op 17 augustus 2010 was aangetroffen bij verdachte, niet was veranderd. Op 24 augustus 2010 werd door verbalisant [verbalisant 2] geconstateerd dat een bruinachtige vloeistof vanuit de op de klinkers geplaatste berg paardenmest de grond in sijpelde en tevens dat vanuit de container een bruinachtige vloeistof, waarvan het vermoeden bestond dat het een stof was afkomstig uit mest, op de klinkerbestrating liep.
Op 2 september 2010 was voornoemde situatie nog niet veranderd en bij een op 10 september 2010 verrichtte controle evenmin.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad paardenmest op zijn terrein had opgeslagen in een niet afgedekte container, die op de klinkerbestrating stond, en dat hij tevens paardenmest direct op de klinkerbestrating heeft geplaatst omdat de container vol was. Voorts heeft verdachte verklaard dat er vloeistof uit de container sijpelde. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij bij het aanleggen van de klinkerbestrating onder de klinkerbestrating een puinlaag heeft laten aanbrengen.
De tenlastelegging is toegesneden op "op of in de bodem handelingen verrichten".
Art. 1 van de Wet bodembescherming definieerde "bodem" ten tijde van het ten laste gelegde als volgt:
'het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen'.
Het hof stelt vast dat verdachte de paardenmest niet direct op de 'bodem' had opgeslagen, maar deels in een container die was geplaatst op de klinkerbestrating van zijn terrein en deels op deze klinkerbestrating zelf. Tussen de bodem en de klinkerbestrating bevond zich echter een puinlaag, naar zeggen van de verdachte. Dit acht het hof niet onaannemelijk. Over de samenstelling noch over de dikte van deze puinlaag heeft het hof gegevens. Voor het hof staat om die reden niet buiten enige mate van redelijke twijfel vast of door de handelingen van verdachte de bodem zoals bedoeld in de wet, kon worden verontreinigd en/of aangetast, laat staan dat verdachte dat wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Gelet daarop acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken."