Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover daarop in de toelichting op het middel een beroep wordt gedaan, het volgende in:
"1. Het vonnis bevat een opmerkelijke tegenstrijdigheid.
2. De rechtbank oordeelt dat in ieder geval vast staat dat gehandeld is in strijd met de ambtsinstructie en wel met artikel 7, derde lid van die instructie.
3. De rechtbank stelt dat de ambtsinstructie niet is bedoeld om een rol te spelen in het strafprocesrecht, doch anderzijds stelt de rechtbank dat de ambtsinstructie een waarborg vormt om burgers te beschermen tegen willekeurig gebruik van het vuurwapen door de politie.
4. Met andere woorden: de burger te beschermen tegen ongebreideld geweld van de Staat tegen zijn burgers.
5. Hoe nu de rechtbank enerzijds kan menen dat er sprake is van handelen in strijd met de ambtsinstructie - voor waar nogal geen gering verwijt - doch anderzijds meent dat dit vormverzuim geen enkel te respecteren belang van cliënt heeft getroffen, is onbegrijpelijk.
6. Deze redenering van de rechtbank laat toe dat er zonder pardon op burgers kan worden geschoten. Immers, de ambtsinstructie is door deze redenering een dode letter.
7. Op deze wijze is het de politie kennelijk toegestaan om in strijd met ambtsinstructie iemand dood te schieten, of ernstig te verwonden zonder dat dit enig gevolg heeft voor de ontvankelijkheid van Openbaar Ministerie.
8. Nu cliënt niet is doodgeschoten en geen ernstig letsel heeft opgelopen door dit ongebreideld schieten, zou cliënt niet een enig te respecteren belang zijn getroffen. Een onbegrijpelijk maar ook gevaarlijk standpunt.
9. De verdediging is van oordeel dat niet-ontvankelijkheid de enige mogelijkheid is om te voorkomen dat in de toekomst door de politie lukraak op burgers wordt geschoten.
10. De redenering van de rechtbank dat er toch op de banden werd geschoten is evident onjuist. Er werd op de auto geschoten en elke schutter weet dat schieten op een zich bewegend voorwerp grote risico's met zich brengt.
11. In dit verband wijst de verdediging op het gestelde op pagina 6, eerste alinea van het vonnis, waar de rechtbank stelt dat cliënt zelfs is weggelopen van een verbalisant die hem onder schot hield. Daarmee stellende dat cliënt zich moeite heeft getroost om zichzelf onder die omstandigheden van de tas te ontdoen.
12. Het is de rechtbank kennelijk ontgaan dat, voordat cliënt vertrok er een schot was gelost door de politie. Het lijkt me al evenzeer een feit van algemene bekendheid dat zodra er geschoten wordt, mensen proberen zo snel mogelijk weg te komen van de plek waar geschoten wordt.
(...)
14. (...) Kennelijk is het niet de bedoeling geweest dat de rechter en de verdediging nauwkeurig zouden weten aan welk direct levensgevaar cliënt door dit ongebreideld schieten door de politie is ontsnapt.
(...)
17. Met dit vonnis kan de Staat op de burger schieten, zonder dat de rechter de burger in bescherming neemt tegen de willekeur van de macht. De verdediging meent dan ook dat tot niet-ontvankelijkheid dient te worden besloten, wegens grove veronachtzaming van de rechten van cliënt in strijd met de goede procesorde.
18. De verdediging wijst in dit verband op het verhoor van cliënt op pagina 274, waaruit zijn impuls om te vluchten wordt onderbouwd, immers de verbalisanten zien dat cliënt onder de indruk is van het gehele gebeuren. Er staat: "bijna huilen". Ze onderbreken dan ook het verhoor en cliënt wordt in emotionele toestand teruggebracht naar zijn cel. Een dergelijke impact heeft schieten op mensen in het algemeen en kennelijk is cliënt daarop geen uitzondering. Het geeft nog eens nadrukkelijk aan hoe belangrijk het is dat er wordt gehandeld in overeenstemming met de ambtsinstructie en ook geeft het aan dat anders dan de rechtbank stelt, het belang van de te beschermen burger dient."