Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
6 oktober 2015.
Hoge Raad
Op 6 oktober 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland. De aanvrager, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor diefstal waarbij hij valse sleutels had gebruikt. De Politierechter had hem een gevangenisstraf van drie weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 70 uren. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen, en was gebaseerd op de stelling dat de aangever zijn eerdere aangifte had ingetrokken.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe, relevante informatie die niet eerder bekend was. De aanvrager moest aannemelijk maken dat getuigen terugkwamen op hun belastende verklaringen. De Hoge Raad oordeelde dat de redenen die de aangever in zijn brief had opgegeven, onvoldoende waren om aan te nemen dat zijn eerdere verklaring onjuist was. Bovendien was de brief van de aangever gedateerd op 28 oktober 2013, wat betekende dat deze informatie vóór de terechtzitting van de Politierechter was en niet was overgelegd tijdens die zitting.
Gelet op deze overwegingen concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was. De Hoge Raad wees de aanvraag af, en dit arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de vice-president en de raadsheren, waarbij opgemerkt werd dat twee raadsheren niet in staat waren het arrest te ondertekenen.