ECLI:NL:HR:2015:2924

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
15/03817
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een vonnis inzake diefstal met valse sleutels

Op 6 oktober 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland. De aanvrager, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor diefstal waarbij hij valse sleutels had gebruikt. De Politierechter had hem een gevangenisstraf van drie weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 70 uren. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen, en was gebaseerd op de stelling dat de aangever zijn eerdere aangifte had ingetrokken.

De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe, relevante informatie die niet eerder bekend was. De aanvrager moest aannemelijk maken dat getuigen terugkwamen op hun belastende verklaringen. De Hoge Raad oordeelde dat de redenen die de aangever in zijn brief had opgegeven, onvoldoende waren om aan te nemen dat zijn eerdere verklaring onjuist was. Bovendien was de brief van de aangever gedateerd op 28 oktober 2013, wat betekende dat deze informatie vóór de terechtzitting van de Politierechter was en niet was overgelegd tijdens die zitting.

Gelet op deze overwegingen concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was. De Hoge Raad wees de aanvraag af, en dit arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de vice-president en de raadsheren, waarbij opgemerkt werd dat twee raadsheren niet in staat waren het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

6 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 15/03817 H
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 5 februari 2014, nummer 18/200906-13, ingediend door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
De aanvraag berust op de stelling dat uit de bij de aanvraag gevoegde brief van aangever [betrokkene] aan de aanvrager blijkt dat deze is teruggekomen op zijn eerder in het opsporingsonderzoek gedane aangifte.
3.3.
Vooropgesteld dient te worden dat een aanvrager bij zijn aanvraag tot herziening aannemelijk moet maken dat en waarom getuigen op een hem belastende verklaring terugkomen. De door [betrokkene] in zijn brief opgegeven redenen voor het terugkomen op zijn eerder afgelegde verklaring leveren echter onvoldoende grond op om aan te nemen dat deze verklaring onjuist is. De bij de aanvraag overgelegde verklaring wekt derhalve niet een ernstig vermoeden als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv.
3.4.
Opmerking verdient nog dat de brief dateert van 28 oktober 2013, dus van vóór de terechtzitting van de Politierechter van 5 februari 2014, maar dat de aanvraag niet uitlegt waarom deze brief niet op die terechtzitting kon worden overgelegd.
3.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 oktober 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.