Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 28 mei 2014, met nummer 20/002759-13. De verdachte, geboren in 1974, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.W.J.L. Loonen, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De schriftelijke toelichting van de advocaat is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2015 het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, bijgestaan door de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.