Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Fuschl am See, Oostenrijk,
gevestigd te Soesterberg,
1.Het geding
2.Verdere beoordeling van het middel
Over de fase voorafgaand aan het verwijzingsarrest (tot 25 februari 2011) heeft hij een bedrag opgevoerd van € 55.000,--. Dat bedrag is door Red Bull niet bestreden. Bij de schriftelijke toelichting na de uitspraak van het HvJEU heeft [eiser] dat bedrag met specificaties onderbouwd en gematigd tot € 30.000,--. Over de periode na 25 februari 2011 vordert hij, eveneens gespecificeerd, aan kosten van de cassatieadvocaten een bedrag van € 58.459,25, alsmede aan kosten van de zogeheten correspondenten € 50.122,06. Red Bull betwist deze bedragen als buitenproportioneel en daarmee niet redelijk en evenredig in de zin van art. 1019h Rv. In het bijzonder richten de bezwaren zich tegen een door de correspondenten in rekening gebracht bedrag van € 24.378,50 ter zake van proceswerkzaamheden, waaronder het opstellen van de schriftelijke toelichting, alsmede tegen de in rekening gebrachte reis- en verblijfkosten betreffende de pleidooien voor het HvJEU van mr. Cohen Jehoram en mr. Bakers, van wie bovendien aldaar slechts één het woord heeft gevoerd.
naastde gespecialiseerde cassatieadvocaten, die, naar uit de specificatie volgt, sedert 25 februari 2011 126 uren aan de zaak hebben gewerkt, hun correspondenten in die periode nog eens ruim 213 uren aan het vervolg van de cassatieprocedure hebben besteed. Het totaal van deze uren – ca. 340 – komt bovenmatig voor en wekt de indruk dat daarin dubbel werk begrepen is. Voor de hoogte van dit aantal uren is door [eiser] geen verklaring gegeven. Het opgevoerde bedrag zal daarom met 100 uur à € 240,--, verhoogd met 5% kantoorkosten, worden verminderd.
3.Beslissing
13 februari 2015.