ECLI:NL:HR:2015:2916

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
14/05034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel ter voorkoming van strafbare feiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor openlijke geweldpleging op 22 april 2012 te Amsterdam, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een onbekend gebleven persoon. Het Gerechtshof had de verdachte een taakstraf van honderd uren opgelegd, subsidiair vijftig dagen hechtenis, en daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Deze maatregel hield in dat de verdachte zich gedurende een jaar niet mocht ophouden in de omgeving van de Amsterdam Arena tijdens voetbalwedstrijden van Ajax. De maatregel was bedoeld ter voorkoming van strafbare feiten en was gebaseerd op een eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit.

De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel toereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad bevestigde dat de maatregel kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van het opnieuw begaan van strafbare feiten, zoals vastgelegd in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij de argumenten van de verdediging niet opgingen. De uitspraak benadrukt het belang van het opleggen van maatregelen die de openbare orde en veiligheid waarborgen, vooral in situaties waarin herhaling van strafbare feiten te vrezen is.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in het strafrecht en onderstreept de rol van de rechter bij het afwegen van de belangen van de maatschappij en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

6 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/05034
CB/ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 september 2014, nummer 23/002036-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (hierna: vrijheidsbeperkende maatregel).
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 22 april 2012 te Amsterdam met anderen, op of aan de openbare weg, de Arena Boulevard, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een tot nu toe onbekend gebleven persoon, welk geweld bestond uit
- het geven van een kopstoot aan die onbekende persoon en
- het slaan tegen het hoofd van die onbekende persoon en
- het schoppen tegen het hoofd van die onbekende persoon."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis. Het dictum van de bestreden uitspraak houdt voorts, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van één jaar zich in de periode tussen 3 uur voor aanvang en 3 uur na afloop van voetbalwedstrijden gespeeld door de betaald voetbalorganisatie AJAX in het kader van enige door de KNVB, een internationale voetbalbond, AJAX of derden georganiseerde wedstrijd, niet zal ophouden in het gebied rondom de Amsterdam Arena, één en ander zoals aangegeven op de als bijlage aan het arrest gehechte plattegrond.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel overwogen:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het Hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. (...)
Ten aanzien van de gevorderde maatregel overweegt het hof dat verdachte en zijn mededaders op de Arena Boulevard aanwezig waren in de hoedanigheid van Ajaxsupporter. Ook is de verdachte al eerder veroordeeld wegens openlijke geweldpleging. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een maatregel van na te melden omvang een passende en geboden reactie vormt ter voorkoming van strafbare feiten rondom voetbalwedstrijden van Ajax in de Arena."
2.3.1.
Art. 38v Sr luidde ten tijde van het bewezenverklaarde:
"1. Ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten kan een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak:
1°. waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
2°. waarbij overeenkomstig artikel 9a wordt bepaald dat geen straf zal worden opgelegd.
2. De maatregel kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen:
a. zich niet op te houden in een bepaald gebied,
b. zich te onthouden van contact met een bepaalde persoon of bepaalde personen,
c. zich op bepaalde tijdstippen te melden bij de daartoe aangewezen opsporingsambtenaar.
3. De maatregel kan voor een periode van ten hoogste twee jaren worden opgelegd.
4. De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
5. Het bevel, bedoeld in het vierde lid, kan door de rechter die kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden opgeheven.
6. De maatregel kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden opgelegd."
2.3.2.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod), Stb. 2011, 546, in werking getreden op 1 april 2012, houdt onder meer in:
"4. Gevallen waarin de maatregel kan worden toegepast
4.1
Algemene toepasbaarheid maatregel
In de praktijk doen zich strafbare feiten voor waarbij niet kan worden volstaan met geldboetes, taakstraffen of (lichte) vrijheidsstraffen, maar waar gerichte maatregelen nodig zijn om de omgeving te beschermen. Het kan hier gaan om situaties van aanhoudende overlast doordat personen strafbare feiten plegen die de leefbaarheid in bepaalde wijken aantast of om verdachten die - bijvoorbeeld bij bepaalde voetbalwedstrijden of tijdens het uitgaan - bij herhaling vernielingen aanrichten of openlijk geweld plegen. Tevens kan het gaan om een verdachte van een strafbaar feit, bijvoorbeeld eenvoudige mishandeling, die ernstig belastend gedrag jegens het slachtoffer of een getuige vertoont. In dergelijke situaties moet voorkomen worden dat de getuige of het slachtoffer ongevraagd op hinderlijke wijze met de verdachte dreigt geconfronteerd te worden. Zoals aan de orde is gesteld in het spoeddebat over het bericht dat Eindhoven een pedoseksueel niet mag weren (Handelingen II 2009/10, blz. 3665-3674), zijn ook buiten deze gevallen situaties denkbaar waarin de rechtsorde door het gedrag van verdachte dusdanig geschokt is dat het gewenst is dat de rechter een gerichte vrijheidsbeperkende maatregel kan opleggen. Om die reden wordt - mede op grond van het advies van het openbaar ministerie - voorgesteld de sanctie niet te beperken tot bepaalde in de wet omschreven gevallen maar deze algemeen toepasbaar te maken. Het wordt aan het oordeel van de strafrechter overgelaten in welke concrete gevallen een wijkverbod, contactverbod of meldplicht een passende sanctie is. De toepassing van de maatregel wordt wel beperkt door het wettelijk omschreven doel van de maatregel: de beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van strafbare feiten. Dit betekent dat de rechter de maatregel alleen kan opleggen indien hij oordeelt dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend naar personen toe zal gedragen."
(Kamerstukken II 2010-2011, 32 551, nr. 3, p. 6 en 7)
2.4.1.
Uit het voorgaande volgt dat de vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge art. 38v, eerste lid onder 1° of 2°, Sr kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van het - opnieuw - begaan van strafbare feiten.
2.4.2.
Uit de hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging blijkt dat het Hof bij zijn veroordeling van de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging de vrijheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd ter voorkoming van strafbare feiten en dat het daarbij acht heeft geslagen op een eerdere veroordeling van de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging. Daarmee heeft het Hof de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 oktober 2015.