Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
5.Beslissing
2 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De Hoge Raad verwijst naar de relevante stukken van het geding in feitelijke instanties, waaronder het vonnis van de rechtbank en het arrest van het hof. Verzoekster heeft tevens een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend op basis van artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet (Fw). De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep en afwijzing van het verzoek om voorlopige voorzieningen.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het beroep wordt verworpen, heeft verzoekster geen belang meer bij het verzoek om voorlopige voorzieningen.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen afgewezen. Deze uitspraak is gedaan op 2 oktober 2015 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.