ECLI:NL:HR:2015:2878

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
13/03778
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant

Op 29 september 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 13/03778. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 5 april 2013, met nummer RK 12/2348. De betrokkene, geboren in 1980, had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering.

De advocaat-generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep, omdat de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend. Dit is in strijd met het voorschrift van artikel 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de betrokkene niet kan worden ontvangen in het beroep, aangezien de vereiste procedurele stappen niet zijn nageleefd. De Hoge Raad heeft derhalve de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

29 september 2015
Strafkamer
nr. S 13/03778 B
IC/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 5 april 2013, nummer RK 12/2348, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 september 2015.