Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
29 september 2015.
Hoge Raad
Op 29 september 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 13/03778. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 5 april 2013, met nummer RK 12/2348. De betrokkene, geboren in 1980, had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering.
De advocaat-generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep, omdat de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend. Dit is in strijd met het voorschrift van artikel 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de betrokkene niet kan worden ontvangen in het beroep, aangezien de vereiste procedurele stappen niet zijn nageleefd. De Hoge Raad heeft derhalve de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.