In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 augustus 2014. Het beroep betreft een beschikking inzake omzetbelasting over het tijdvak van 1 oktober 2004 tot en met 31 december 2004. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 25 oktober 2014 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan. Op 27 november 2014 heeft de griffier de belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig is betaald, maar de belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).