ECLI:NL:HR:2015:2823

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
14/06587
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omgang en gezag in het personen- en familierecht met betrekking tot het belang van het kind

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder vonnis van het gerechtshof Amsterdam. De vrouw, verzoektster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, terwijl de man, verweerder in cassatie, incidenteel cassatieberoep had ingesteld. De zaak betreft de omgang en het gezag over een kind, waarbij het klemcriterium en het belang van het kind centraal staan. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, die de context van het geschil schetsen. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft in zijn conclusie tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

25 september 2015
Eerste Kamer
14/06587
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. De beschikkingen in de zaak C/13/500833/FA RK 11-8166 van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2011, 16 december 2011, 5 oktober 2012, 9 januari 2013 en 5 november 2013;
b. De beschikking in de zaak 200.141.449/01 van het gerechtshof Amsterdam van 30 september 2014.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De man heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping, waarbij de vrouw tevens akte van intrekking subonderdeel 4c van het principaal cassatieberoep heeft ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt in het principale en incidentele beroep tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 3 juli 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 25 september 2015.