ECLI:NL:HR:2015:2821

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
14/03445
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in een moordzaak met terugwijzing naar het Gerechtshof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die eerder was veroordeeld voor moord en andere strafbare feiten. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof gedeeltelijk vernietigd, specifiek met betrekking tot de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de vernietiging van de strafoplegging enkel betrekking had op de straf voor het feit met parketnummer 16/711030-08. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de straf voor alle feiten gezamenlijk moest worden bepaald en dat de motivering van de strafoplegging niet voldeed aan de eisen van de wet. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe beoordeling van de strafoplegging. De Hoge Raad benadrukte dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige misdrijven, waaronder moord, en dat de gevolgen voor de slachtoffers en de maatschappij aanzienlijk zijn. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte voor het overige verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordelingen in stand blijven, maar dat de strafmaat opnieuw moet worden vastgesteld door het Hof.

Uitspraak

6 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/03445
ABG/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 6 juni 2014, nummer 21/009325-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de benadeelde partij heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde namens de verdachte voorgestelde middel en het middel van de benadeelde partij
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde namens de verdachte voorgestelde middel

3.1.
Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof ten onrechte toepassing heeft gegeven aan art. 423, vierde lid, Sv.
3.2.
In deze zaak heeft het Hof eerder, op 31 mei 2012, arrest gewezen. Die uitspraak houdt het volgende in:
"Bewezenverklaring
Parketnummer 16-711030-08:
1 primair:
hij op 13 januari 2008 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op/door het (boven-)lichaam van [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden.(...)
2:
hij op 21 maart 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Zastava, model 70), en munitie van categorie III, te weten kogelpatronen, heeft overgedragen aan [betrokkene 1].(...)
Parketnummer 16-600905-08:
1 primair:
hij op 6 februari 2008 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een andere deelnemer van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
- met een auto naar de woning van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (gelegen aan de [a-straat 1]) gereden en
- vervolgens uit die auto gestapt en in de richting van die woning gelopen en
- (al lopende) een capuchon over zijn hoofd getrokken en
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) ter hand genomen en
- vervolgens dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) doorgeladen en
- met dat (op een) getrokken vuurwapen (gelijkend voorwerp) aangebeld bij die woning, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.(...)
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft in eerste aanleg gevorderd dat de verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
De rechtbank Utrecht heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep geëist dat de verdachte ter zake van de feiten wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Daarbij heeft de advocaat-generaal gewezen op de zeer ernstige en onherstelbare gevolgen voor de nabestaanden van [slachtoffer 1], de omstandigheid dat verdachte slechts een aantal weken na de moord op [slachtoffer 1] heeft geprobeerd om samen met een ander een gewapende overval op een woning te plegen, dat verdachte lange tijd geen openheid van zaken heeft willen geven en dat verdachte slechts elf dagen voor de moord op [slachtoffer 1] is vrijgekomen na een gevangenisstraf van negen jaren voor - onder meer - een geweldsdelict met gebruikmaking van een vuurwapen, waarvan hij zes jaren heeft uitgezeten. Volgens de advocaat-generaal bestaat, nu de verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn persoon en weigert mee te werken aan gedragsdeskundig onderzoek, een zodanige kans op herhaling dat terugkeer van de verdachte in de maatschappij onaanvaardbaar is.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar een aantal rechterlijke uitspraken, aangevoerd dat een enkelvoudige moord niet voldoende legitimatie biedt voor het opleggen van een levenslange gevangenisstraf. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat het opleggen van een levenslange gevangenisstraf in strijd is met de artikelen 3 en 5 van het EVRM.
Volgens de verdediging zou moeten worden volstaan met een gevangenisstraf van ten hoogste 10 jaar en zou ten voordele van de verdachte moeten worden meegewogen dat de redelijke termijn is geschonden.
Het hof overweegt hierover als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord door op 13 januari 2008 samen met [medeverdachte] [slachtoffer 1] met een vuurwapen om het leven te brengen. Dit geschiedde op de openbare weg en vele mensen waren hiervan getuige. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Met zijn handelen heeft de verdachte onpeilbaar leed toegebracht aan de dierbaren van het slachtoffer, in het bijzonder aan zijn echtgenote en zijn jonge kinderen. Ook de rechtsorde is hierdoor ernstig geschokt.
Voorts heeft verdachte zich op 6 februari 2008 samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een poging tot beroving met gebruikmaking van een doorgeladen vuurwapen en heeft hij op 21 maart 2008 een vuurwapen met bijbehorende munitie verkocht.
Moord, zoals onder parketnummer 16-711030-08 onder 1 primair bewezen is verklaard, behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt. Voor moord kan een levenslange gevangenisstraf worden opgelegd. Een levenslange gevangenisstraf is, behoudens gratie, evenwel ook echt levenslang. Naar het oordeel van het hof dient deze straf daarom alleen in uitzonderlijke gevallen en met grote behoedzaamheid te worden opgelegd. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof in de onderhavige zaak geen uitzonderlijke omstandigheden aanwezig die zouden moeten leiden tot oplegging van een levenslange gevangenisstraf. Als uitgangspunt voor de strafoplegging bij een enkelvoudige moord hanteert het hof een gevangenisstraf van tussen de twaalf en achttien jaren, zoals ook wordt weergegeven in de databank consistente straftoemeting, waarin straffen zijn opgenomen die eerder voor dit soort feiten zijn opgelegd. In de onderhavige zaak neemt het hof een aantal strafverzwarende factoren in aanmerking.
Zwaarwegend acht het hof dat de verdachte toen hij [slachtoffer 1] om het leven bracht nog maar elf dagen op vrije voeten was, nadat hij wegens berovingen met gebruikmaking van een vuurwapen was veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren en daarvan zes jaren had uitgezeten. Bovendien heeft de verdachte kort nadat hij [slachtoffer 1] om het leven had gebracht, geprobeerd om een gewapende overval te plegen. Daar staat tegenover dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten nog maar 25 jaar oud was.
Alles afwegend, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaar passend en geboden.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) jaren."(...)
3.3.
Tegen die uitspraak is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 10 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1755, heeft de Hoge Raad - voor zover hier van belang - als volgt beslist:
"vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 16/711030-08 onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;".
3.4.
Het thans in cassatie bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - het volgende.
De officier van justitie heeft in eerste aanleg gevorderd dat de verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
De rechtbank Utrecht heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep geëist dat voor het geval het hof komt tot een vrijspraak voor het primair en subsidiair tenlastegelegde en tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde, de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 jaren en zes maanden en ten aanzien van parketnr. 16-711030-08 onder 2 en parketnr. 16-711030-08 onder 1 primair bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en zes maanden. Daarbij heeft de advocaat-generaal gewezen op de zeer ernstige en onherstelbare gevolgen voor de nabestaanden van [slachtoffer 1], de omstandigheid dat verdachte slechts een aantal weken na de dood van [slachtoffer 1] heeft geprobeerd om samen met een ander een gewapende overval op een woning te plegen, dat verdachte lange tijd geen openheid van zaken heeft willen geven en dat verdachte slechts elf dagen voor de moord op [slachtoffer 1] is vrijgekomen na een gevangenisstraf van negen jaren voor - onder meer - een geweldsdelict met gebruikmaking van een vuurwapen, waarvan hij zes jaren heeft uitgezeten. Volgens de advocaat-generaal bestaat, nu de verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn persoon en weigert mee te werken aan gedragsdeskundig onderzoek, een zodanige kans op herhaling dat terugkeer van de verdachte in de maatschappij onaanvaardbaar is.
De verdediging heeft aangevoerd dat het opleggen van een levenslange gevangenisstraf in strijd is met de artikelen 3 en 5 van het EVRM.
Volgens de verdediging zou moeten worden volstaan met een gevangenisstraf van ten hoogste 10 jaar en zou ten voordele van de verdachte moeten worden meegewogen dat de redelijke termijn is geschonden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, door op 13 januari 2008 te Utrecht samen met zijn mededader [slachtoffer 1] met een schot dood te schieten.
Alhoewel er verschillende mogelijke achterliggende scenario's de revue zijn gepasseerd (een conflict in verband met een mislukte drugs- of juist een ripdeal), is tijdens het onderzoek op de zitting niet duidelijk geworden wat nu het precieze motief voor dit schietincident is geweest.
Doodslag is een misdrijf dat algemeen wordt beschouwd als één van de ernstigste strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht, nu het opzettelijk ontnemen van iemands leven een onomkeerbare aantasting van het hoogste rechtsgoed, het recht op leven, is.
Dit feit maakt daarmee een diepe deuk in de rechtsorde.
De verdachte heeft de familieleden van het slachtoffer groot leed aangedaan.
Zijn verlies, de pijn en het verdriet over zijn gewelddadige dood zullen zij allen de rest van hun leven met zich moeten dragen.
Ook in de maatschappij leveren dergelijke feiten veel angst en onrust op.
Meerdere mensen die zich op 13 januari 2008 in de buurt van het incident bevonden zijn immers ongewild getuige geweest van het incident en weten dat daarbij iemand het leven heeft verloren. Zij hebben ofwel verdachte zien schieten ofwel de afgevuurde schoten gehoord. De ervaring leert dat getuigen hiervan nog langdurig psychische schade kunnen ondervinden.
Blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2014 is de verdachte al eerder veroordeeld voor gewelddadige diefstallen en wapenbezit. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat verdachte toen hij [slachtoffer 1] om het leven bracht nog maar elf dagen op vrije voeten was, nadat hij wegens berovingen met gebruikmaking van een vuurwapen was veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren en daarvan zes jaren had uitgezeten. Bovendien heeft de verdachte kort nadat hij [slachtoffer 1] om het leven had gebracht, geprobeerd om een gewapende overval te plegen.
Ook is acht geslagen op de inhoud van de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte PBC-rapportage.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum van 15 jaar en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan, ondanks het tijdverloop, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren.
Alles afwegende acht het hof na te melden gevangenisstraf dan ook passend en geboden.(...)
Bepaling van de hoofdstraf op grond van het bepaalde in art. 423, vierde lid, Sv.
Nu het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk wordt vernietigd en daarbij één hoofdstraf werd opgelegd bij samenloop van meerdere misdrijven, moet het hof op grond van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, opnieuw de hoofdstraf bepalen voor de bij dat vonnis onder
parketnr. 16-711030-08 onder 2 en onder parketnr. 16-600905-08 onder 1 primair bewezenverklaarde.
De hierna te melden straf is bepaald in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, ondanks dat hij al eerder ter zake van al dan niet gewelddadige vermogensdelicten en wapenbezit tot straf is veroordeeld, wederom schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten, op grond waarvan het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden acht.(...)
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaling hoofdstraf ten aanzien van parketnr. 16-711030-08 onder 2 en parketnr.16-600905-08 onder 1 primair bewezenverklaarde feiten.
Bepaalt het gedeelte van de door de eerste rechter opgelegde straf, hetwelk geacht moet worden te zijn toegemeten voor de onder 2 (parketnr. 16-711030-08) en 1 primair (parketnr. 16-600905-08) bewezenverklaarde feiten op een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren."(...)
3.5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 december 2013, zoals in 3.3 is weergegeven, de door het Hof in zijn uitspraak van 31 mei 2012 opgelegde straf vernietigd. Het Hof heeft kennelijk - en ten onrechte - geoordeeld dat in dat arrest alleen de strafoplegging voor zover die betrekking had op het in de zaak met parketnummer 16/711030-08 onder 1 tenlastegelegde, is vernietigd, en overeenkomstig art. 423, vierde lid, Sv de straf voor het niet aan zijn oordeel onderworpen, door de "eerste rechter onder 2 (parketnr. 16/711030-08) en 1 primair (parketnr. 16/600905-08) bewezenverklaarde feiten" bepaald, in plaats van één strafoplegging voor alle feiten en die strafoplegging te motiveren. Het middel klaagt daarover terecht.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de betreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, daaronder begrepen de bepaling van de straf ter zake van feit 1 in de zaak met parketnummer 16/600905-08 en feit 2 in de zaak met parketnummer 16/711030-08 alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 oktober 2015.