Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
10 februari 2015.
Hoge Raad
Op 10 februari 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1964, was eerder veroordeeld voor mensenhandel, het helpen van een ander bij het verkrijgen van verblijf in Nederland en deelname aan een criminele organisatie. Het Gerechtshof had de aanvrager in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en had een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij M. Singh.
De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. E. Oversier, advocaat te Hoofddorp, maar werd door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag onvoldoende was gemotiveerd en niet voldeed aan de eisen die zijn gesteld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad benadrukte dat een herzieningsaanvraag moet zijn onderbouwd met nieuwe, relevante informatie die niet eerder aan de rechter bekend was, en dat deze informatie moet aantonen dat het onderzoek tot een andere uitkomst had kunnen leiden.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten voor een herziening en verklaarde deze derhalve niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.