ECLI:NL:HR:2015:2674

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
17 september 2015
Zaaknummer
13/03330
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot veroordeling in proceskosten in cassatie tegen de Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak heeft [X] B.V. een verzoek ingediend bij de Hoge Raad om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten van de behandeling van het beroep in cassatie. Dit verzoek volgde op de intrekking van het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 mei 2013, met nummer BK-12/00151. De zaak betreft een beschikking als bedoeld in artikel 15, lid 8, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Belanghebbende heeft de Hoge Raad verzocht om een bedrag van € 847 aan proceskosten te vergoeden, welke kosten verband houden met de rechtsbijstand in het cassatieproces. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen zijn verstrekt. De Hoge Raad oordeelt dat er termen aanwezig zijn om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Hoge Raad heeft besloten dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende moet vergoeden, vastgesteld op € 847 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2015 door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

18 september 2015
Nr. 13/03330
Arrest
gewezen op na te melden verzoek van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende).

1.Verzoek

Bij de intrekking door belanghebbende van het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 mei 2013, nr. BK-12/00151, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 15, lid 8, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, heeft belanghebbende de Hoge Raad verzocht de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep in cassatie tot een bedrag van € 847.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het verzoek

De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen op dit punt zijn verstrekt, termen aanwezig om met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.

3.Beslissing

De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 847 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2015.