ECLI:NL:HR:2015:2667

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
17 september 2015
Zaaknummer
11/05307
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in cassatie na intrekking beroep door Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak heeft [X] B.V. een verzoek ingediend bij de Hoge Raad om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van een beroep in cassatie. Dit verzoek volgde na de intrekking van het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die op 24 oktober 2011 had plaatsgevonden. De Rechtbank had zich uitgesproken over een door belanghebbende voldaan bedrag aan omzetbelasting voor het tijdvak van 1 december 2008 tot en met 31 december 2008. Belanghebbende vorderde een totale vergoeding van € 4165 voor de proceskosten die zijn gemaakt in de verschillende rechtsprocedures.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij instemt met de toekenning van een vergoeding voor de proceshandelingen, met uitzondering van de kosten die verband houden met het bezwaarschrift en het beroepschrift bij de Rechtbank. De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de inhoud van het procesdossier en de door partijen verstrekte gegevens.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in het kader van het beroep in cassatie voor vergoeding in aanmerking komen. Echter, voor de kosten die verband houden met het bezwaar en het beroep bij de Rechtbank, werd het verzoek afgewezen. Dit omdat artikel 29f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet voorziet in een vergoeding voor kosten waarvoor de Rechtbank al een beslissing had genomen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot een vergoeding van € 6247,50 voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

18 september 2015
Nr. 11/05307
Arrest
gewezen op na te melden verzoek van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende).

1.Verzoek

Na de intrekking door de Staatssecretaris van Financiën van het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 24 oktober 2011, nr. AWB 11/03122, betreffende een door belanghebbende over het tijdvak 1 december 2008 tot en met 31 december 2008 op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting, heeft belanghebbende de Hoge Raad verzocht de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep in cassatie en de behandeling van het bezwaar en van het beroep bij de Rechtbank, in totaal tot een bedrag van € 4165.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert tot toekenning van een vergoeding voor de in het verzoek vermelde proceshandelingen, met uitzondering van het ter zake van het bij de Inspecteur ingediende bezwaarschrift en het bij de Rechtbank ingediende beroepschrift.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1.
De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen op dit punt zijn verstrekt, termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna in onderdeel 3 zal worden vermeld.
2.2.
Voor zover het verzoek mede ziet op in verband met het bezwaar gemaakte kosten alsmede op de proceskosten van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, komt het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking. Artikel 29f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waarop het verzoek is gebaseerd, strekt zich niet uit tot de kosten waarvoor de Rechtbank al een vergoeding heeft toegekend of tot kosten waarover van de Rechtbank al een beslissing kon worden verkregen.

3.Beslissing

De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 6247,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2015.