Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
15 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 december 2012. De verdachte, geboren in 1951, had beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat mr. D.R. Doorenbos. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. De nieuwe straf bedraagt vijftien maanden en twee weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.