ECLI:NL:HR:2015:259

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
13/00779
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie met oogmerk tot het plegen van misdrijven

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 23 november 2012. De verdachte is geboren in 1951 en heeft middelen van cassatie voorgesteld via zijn advocaat, mr. J. Kuijper. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de bewijsklacht van de verdachte verworpen, omdat deze berustte op een verkeerde lezing van de bewezenverklaring. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring van deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, niet kan worden aangemerkt als een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft gehad, zoals de verdachte aanvoert. De Hoge Raad heeft ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden naar elf maanden en drie weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De overige middelen van de verdachte leiden niet tot cassatie.

Uitspraak

10 februari 2015
Strafkamer
nr. S 13/00779
LBS/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, zitting houdende te Arnhem, van 23 november 2012, nummer 24/001766-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel komt op tegen de bewezenverklaring van feit 3 (deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven) en behelst in het bijzonder de klacht dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte wist dat het geldwisselkantoor
[medeverdachte 1] het plegen van misdrijven tot oogmerk had.
3.2.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 9 mei 2006 in de gemeente Zeewolde en/of de gemeente Utrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door verdachte en het bedrijf [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [betrokkene 6] en [betrokkene 7] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk valsheid in geschrifte en overtreding van de Wet Melding ongebruikelijke transacties en witwassen."
3.3.
Voor zover het middel berust op de opvatting dat het Hof heeft geoordeeld dat het geldwisselkantoor [medeverdachte 1] moet worden aangemerkt als een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft gehad in de zin van art. 140 Sr, berust die opvatting op een verkeerde lezing van de bewezenverklaring. Die houdt immers in dat die criminele organisatie werd gevormd door het samenwerkingsverband tussen voornoemd bedrijf [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en de verdachte.
3.4.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

5.Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en drie weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 februari 2015.