Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
15 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1973, was in eerste aanleg door de Politierechter in de Rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken wegens schuldheling. De Politierechter had de strafmotivering gebaseerd op de omstandigheden waaronder de verdachte de auto had verkregen, maar deze motivering voldeed niet aan de eisen van artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het Hof had het vonnis van de Politierechter bevestigd zonder de noodzakelijke gronden aan te vullen, wat in strijd was met de wet.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had mogen bevestigen zonder de in artikel 359, zesde lid, Sv bedoelde motivering te geven. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de strafoplegging, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal was anders, maar de Hoge Raad volgde deze niet. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van vrijheidsbenemende straffen en de noodzaak voor de rechter om de redenen voor een straf duidelijk te verantwoorden.