Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
15 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1981, was veroordeeld voor diefstal met een valse sleutel en kreeg een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. De verdediging stelde dat het Hof in strijd met artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) had verzuimd om de redenen op te geven die specifiek hebben geleid tot de keuze voor de opgelegde vrijheidsbenemende straf. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het Hof onvoldoende was, omdat deze niet de noodzakelijke redenen bevatte die de strafoplegging konden rechtvaardigen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van straffen, vooral in gevallen waar de verdachte eerder is veroordeeld en persoonlijke omstandigheden een rol spelen.