ECLI:NL:HR:2015:2544

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
15/01951
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure, waarbij het beroep was ingesteld door belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank van 24 december 2014, die op 16 maart 2015 werd behandeld. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de partij zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld kennelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de raadsheren.

Uitspraak

11 september 2015
nr. 15/01951
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Amsterdamvan 16 maart 2015, nr. AMS 14/4651 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 24 december 2014.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2015.