ECLI:NL:HR:2015:2540

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
15/01624
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een geschil over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2012, inclusief een boetebeschikking en een beschikking inzake heffingsrente. De belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht.

De griffier van de Hoge Raad heeft echter, na ambtshalve verkregen gegevens over het inkomen en vermogen van de belanghebbende en zijn partner, het beroep op betalingsonmacht afgewezen. De belanghebbende werd vervolgens bij brief op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht en kreeg een termijn van vier weken om dit te betalen. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier de belanghebbende ook de gelegenheid geboden om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden, maar de belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op 11 september 2015.

Uitspraak

11 september 2015
nr. 15/01624
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 30 maart 2015, nr. SGR 14/9327 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 6 februari 2015 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekering, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Na ambtshalve van de Raad voor rechtsbijstand verkregen gegevens omtrent het inkomen en vermogen van belanghebbende en zijn partner, waarvan niet is gebleken dat die gegevens niet meer actueel zijn, heeft de griffier van de Hoge Raad bij brief van 19 juni 2015 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 juni 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, vervolgens gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 20 juli 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2015.