ECLI:NL:HR:2015:2526

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
10 september 2015
Zaaknummer
15/01256
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 en 2011, alsook de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, maar het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 22 april 2015 per aangetekende brief heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier op 27 mei 2015 opnieuw een aangetekende brief gestuurd om de belanghebbende de gelegenheid te geven te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De belanghebbende heeft hierop echter geen reactie gegeven.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het cassatieproces.

Uitspraak

11 september 2015
Nr. 15/01256
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 17 februari 2015, nr. BK-14/00411, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/2055) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 en 2011 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 22 april 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 27 mei 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2015.