ECLI:NL:HR:2015:2515

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
10 september 2015
Zaaknummer
14/06474
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van 11 november 2014, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld kennelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ook een opmerking gemaakt over het griffierecht. De beslissing van het Gerechtshof in deze zaak was onvoldoende samenhangend met andere zaken, waardoor voor deze specifieke zaak afzonderlijk griffierecht in rekening is gebracht. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing benadrukt dat de bestreden beslissing van het Gerechtshof niet kan worden gezien als een samenhangend besluit in de zin van artikel 41, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 september 2015.

Uitspraak

11 september 2015
Nr. 14/06474
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 11 november 2014, nr. 13/01120, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 1998 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Griffierecht

De bestreden beslissing van het Gerechtshof in de onderhavige zaak hangt onvoldoende samen met die in de zaken met de kenmerknummers 14/06545 tot en met 14/06550 om te kunnen spreken van een samenhangend besluit in de zin van artikel 41, lid 1, Awb. Daarom is voor deze zaak afzonderlijk griffierecht in rekening gebracht.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2015.