In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 15/01394. Het beroep was ingesteld door [X] te [Z] tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 10 februari 2015, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een boetebeschikking aan belanghebbende was opgelegd voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was.
De griffier van de Hoge Raad had de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht tot het indienen van het beroep in cassatie over te leggen. De indiener heeft echter niet voldaan aan dit verzoek, waardoor de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het beroep onbevoegdelijk was ingesteld.
Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is genomen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.