Uitspraak
[X]te
[Z](hierna belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 28 februari 2014, nr. 13/03608, ECLI:NL:HR:2014:422.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door belanghebbende naar aanleiding van een arrest van 28 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:422. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 29 januari 2015 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht voor het verzoek tot herziening, met een termijn van vier weken voor betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 30 april 2015 nogmaals de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Belanghebbende heeft hierop niet gereageerd.
De Hoge Raad heeft beoordeeld of het verzoek tot herziening ontvankelijk was. Gezien het niet betalen van het griffierecht en het ontbreken van een geldige reden voor deze verzuim, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.