Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
8 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de oplegging van een taakstraf aan de verdachte, die eerder is veroordeeld voor mishandeling en eenvoudige belediging. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte op 20 juni 2014 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De verdachte had eerder een voorwaardelijke werkstraf opgelegd gekregen, maar het Hof oordeelde dat op basis van artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht geen taakstraf kon worden opgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet begrijpelijk is, omdat niet is aangetoond dat de taakstraf niet (of niet geheel) is verricht zonder dat de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is bevolen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 8 september 2015.