ECLI:NL:HR:2015:2472

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
8 september 2015
Zaaknummer
14/02263
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in cassatie door niet indienen van middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het arrest van het Gerechtshof dateert van 22 november 2013 en betreft de strafzaak met nummer 21/002567-11. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Advocaat-Generaal niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn, zoals voorgeschreven in artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend. Dit betekent dat de Advocaat-Generaal niet kan worden ontvangen in het beroep, wat de Hoge Raad heeft bevestigd in zijn beslissing.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de termijnen die zijn vastgesteld in de wet voor het indienen van cassatiemiddelen. De Hoge Raad heeft in deze zaak de procedurele regels die gelden voor het Openbaar Ministerie in cassatie verder verduidelijkt. De beslissing is genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak illustreert de strikte toepassing van procesregels in het strafrecht en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

8 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/02263
ARA/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 22 november 2013, nummer 21/002567-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Middelen van cassatie zijn door deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de Advocaat-Generaal bij het Hof niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, eerste lid, Sv, zodat de Advocaat-Generaal bij het Hof in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de Advocaat-Generaal bij het Hof niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 september 2015.