ECLI:NL:HR:2015:2456

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
14/04481
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk voordeel trekken uit steunfraude en bewijsvoering

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 6 mei 2014 een veroordeling heeft uitgesproken voor het opzettelijk voordeel trekken uit steunfraude. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan de inlichtingenverplichting in het kader van de Wet Werk en Bijstand, waardoor zij onterecht een uitkering ontving. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de door het hof gebruikte bewijsmiddelen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugverwijzing van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzettelijk voordeel trekken niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad concludeerde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit door misdrijf verkregen geld. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral als het gaat om opzet en de intentie van de verdachte.

Uitspraak

1 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/04481
SG/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 6 mei 2014, nummer 21/003277-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing dan wel verwijzing van de zaak, opdat de zaak op het bestaande hogere beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het bewezenverklaarde opzettelijk voordeel trekken uit steunfraude niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 15 november 2004 tot en met 29 juli 2010 te Utrecht opzettelijk voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld, te weten geld van een door [betrokkene] , met wie zij, verdachte, duurzaam een gezamenlijke huishouding voerde als bedoeld in de Wet Werk en Bijstand, door middel van het opzettelijk niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, uit hoofde van de Wet Werk en Bijstand verkregen uitkering, welk geld geheel of gedeeltelijk werd besteed aan het huishouden waarvan zij, verdachte, deel uitmaakte."
2.3.
Het Hof heeft het vonnis in eerste aanleg bevestigd. Blijkens dit vonnis steunt deze bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een ambtsedig proces-verbaal van de Gemeente Utrecht, nr. SRU/20090630, d.d. 22 september 2010, opgemaakt door [verbalisant 1] , sociaal rechercheur van de gemeente Utrecht, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, (ordner 1, blz. 303 t/m 306 van het proces-verbaal nr. SRU/20090949)), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant:
(blz. 303) In het onderzoek contra de verdachten [betrokkene] en [verdachte] , beiden ingeschreven aan de [a-straat 1] te Utrecht, heeft op 29 juli 2010 een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. Daarbij zijn diverse goederen in beslag genomen (opmerking verbalisant: de codering is conform de overzichtslijst inbeslaggenomen goederen).
I-A-3: Telefoongids: Ik, verbalisant, zag diverse namen van privépersonen onder de letter G met zowel de achternaam [verdachte] als de naam [betrokkene] . Onder de letter I stond [A] , de verblijfplaats van de kinderen van [betrokkene] . (ordner 5, blz. 1380 t/m 1408)
I-B-4: portemonnee handtas [verdachte] o.a. pasje van Macintosh op naam van [betrokkene] ; bon dd. 15/07/2010 betaling bij postkantoor betaald met rekeningnummer [001] , de privérekening van [betrokkene] . (ordner 5, blz. 1453 en 1455)
(blz. 305)
I-B-5.6 o.a. bankafschriften, periode 14/01/05 tot en met 16/04/2010, rekeningnummer [002] op naam van verdachte [verdachte] . (ordner 8, blz. 2867 t/m 3253)
- diverse betalingen aan de ANWB en benzinemaatschappijen. Opmerking verbalisant: verdachte [verdachte] is niet in het bezit van een auto. (ordner 8, blz. 2888, 2892, 2901, 2915, 2927, 2975, 3036, 3042)
- diverse betalingen bij We MEN, een herenmodezaak (ordner 8, blz. 2916, 2931, 2939)
blz. 306)
I-C-2: mapje in de slaapkamer van verdachte [verdachte] , betreffende o.a. de zorgpassen en lidmaatschapskaart van vakbond FNV op naam van respectievelijk [betrokkene] en [verdachte] , (ordner 9, blz. 4567 en 3568)
I-D-2: o.a. administratie met betrekking tot een klachtenprocedure van verdachte [betrokkene] bij de politie Utrecht. Ik, verbalisant, zag dat in de klacht wordt gesproken over verdachte [verdachte] als vriendin van verdachte [betrokkene] . (ordner 9, blz. 3591 t/m 3597)
2. Een ambtsedig proces-verbaal, nr. SRU/ [betrokkene] , d.d. 29 juli 2010, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 2] , sociaal rechercheur van de gemeente Utrecht, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, (ordner 1, blz. 46 t/m 50 van het proces-verbaal nr. SRU/20090949)), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van [betrokkene] :
(blz. 49) Ik had vanochtend mijn medicijnen op de kamer van [verdachte] liggen. Mijn kleding ligt in het kleine kamertje. Mijn kostuums liggen in haar kamer. Sinds medio 2008 loopt alles door elkaar in de woning.
3. Een ambtsedig proces-verbaal, nr. SRU/ [betrokkene] , d.d. 29 juli 2010, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd, (ordner 1, blz. 51 t/m 55 van het proces-verbaal nr. SRU/20090949), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van [betrokkene] :
(blz. 52) Bij de aanvraag in 2005 (de politierechter leest in: van 14 maart 2005 van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) bij het Centrum voor werk en inkomen (CWI), locatie Utrecht (ordner 1, blz. 184 t/m 199)) woonde ik volledig bij [verdachte] . Mijn mobiele telefoon ligt bij [verdachte] op de kamer. Zij houdt niet van rommel. Ik doe wel eens betalingen voor [verdachte] .
4. Een ambtsedig proces-verbaal, nr. SRU/20090949, d.d. 29 juli 2010, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, (ordner 1, blz. 66 t/m 70 van het proces-verbaal nr. SRU/20090949)), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van verdachte:
(blz. 66) Ik ben de hoofdbewoonster van de woning aan de [a-straat 1] te Utrecht sedert 2 februari 1989.
(blz. 67) Het kan kloppen dat [betrokkene] bij mij ingeschreven staat sinds mei 2004. [betrokkene] huurt eigenlijk een kamer bij mij. Hij betaalt mij iedere maand € 350,- cash. In die kamer stonden zijn spullen. Hij maakt van alles gebruik, behalve mijn slaapkamer. [betrokkene] slaapt regelmatig op een luchtmatras op de kamer die hij huurt en soms op de bank in de woonkamer. [betrokkene] eet soms bij mij. Per week is hij wel eens één of twee dagen weg. [betrokkene] maakt gebruik van de hele woning. Hij kookt soms ook. Hij eet ook wel met mij mee. [betrokkene] heeft kleding, die bij mij in de kast hangt. Ik was wel eens iets voor hem als dat zo uitkomt. Strijken doet [betrokkene] ook wel eens. Hij brengt soms boodschappen voor mij mee. [betrokkene] heeft twee kinderen in een internaat. Ik ga soms mee naar het internaat. [betrokkene] heeft zich volledig aan mij aangepast. Ik ben erg precies en netjes. [betrokkene] zorgt ervoor dat alles netjes is als ik thuis kom van mijn werk. (blz. 68) Ik ben op de hoogte van het feit dat [betrokkene] een uitkering heeft van de gemeente Utrecht. Ik denk dat buurtbewoners ons zien als man en vrouw. [betrokkene] heeft een auto. Ik rij wel eens met hem mee. Ikzelf heb geen computer. In de woning is een aansluiting voor internet. [betrokkene] betaalt de rekening voor internet en voor de vaste telefonie. Ik betaal voor de televisie. (blz. 69) Ik ben één keer samen met [betrokkene] en zijn kinderen wezen varen in Rotterdam met Speedo. Ik ben ook een keer op een bruiloft van een nicht van [betrokkene] geweest.
5. Een ambtsedig proces-verbaal, nr. SRU/20090949, d.d. 29 juli 2010, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voornoemd, (ordner 1, blz.71 t/m 74 van het proces-verbaal nr. SRU/20090949)), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van verdachte:
(blz. 72) Het klopt dat ik wel eens een spijkerbroek van [betrokkene] met mijn was meedraai. Er is een mapje met pasjes aangetroffen in mijn slaapkamer in een la van een nachtkastje. Dat is aan de zijde waar [betrokkene] ligt als hij bij mij slaapt. Ik weet van dat mapje. Het zijn pasjes van zowel [betrokkene] als van mij. Het is een mapje wat ik voor nood heb ingericht. Mocht er wat zijn dan kunnen we dat mapje direct gebruiken.
Bij Defensie heb ik als persoon, die moet worden gewaarschuwd als er iets is, [betrokkene] opgegeven als mijn partner. Ik heb dat inderdaad zo doorgegeven. Ik heb het woord partner als vakje aangekruist.
(blz. 73) Er is geconstateerd dat van de rekening van [betrokkene] betalingen zijn gedaan, die voor mij bestemd waren. U noemt rekeningen van Famed en ook cosmetica. [betrokkene] heeft wel eens rekeningen voor mij betaald, waarmee ik te laat was. Ik geef dan het te betalen bedrag cash aan [betrokkene] , waarna hij via internet het geld van zijn rekening overboekt.
6. Een ambtsedig proces-verbaal, nr. SRU/20090949, d.d. 30 juli 2010, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voornoemd, (ordner 1, blz. 75 t/m 79 van het proces-verbaal nr. SRU/20090949)), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van verdachte:
(blz. 76) Ik heb een paar keer het tanken met de auto van [betrokkene] betaald. Ik ga dan met hem en de kinderen mee.
Toen ik mijn huis ging opknappen heb ik alle goederen van [betrokkene] en mij in dezelfde dozen gestopt. Als ik nu een doos uit ga pakken leg en hang ik die spullen door elkaar in de kasten.
(blz. 77) Ik vul mijn belastingformulier samen met [betrokkene] in.
Ik ben een keer met [betrokkene] en zijn kinderen op vakantie geweest in Limburg. Ik had een huisje gehuurd.
(blz. 78) Als ik een wat moeilijker brief moet versturen, dan doet [betrokkene] dat. De brieven d.d. 3 mei 2010, 15 maart 2010 en 15 april 2010 die u mij toont, heeft [betrokkene] op mijn verzoek gemaakt."
2.4.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte "opzettelijk" voordeel heeft getrokken uit door misdrijf verkregen geld. Uit de bewijsmiddelen kan wel worden afgeleid dat de verdachte en [betrokkene] in de tenlastegelegde periode feitelijk samenwoonden, dat de verdachte wist dat [betrokkene] een uitkering genoot en dat de verdachte gebruik maakte van geld van [betrokkene] dat werd besteed aan het huishouden. Uit de bewijsmiddelen volgt niet zonder meer dat de verdachte wist dat [betrokkene] niet had voldaan aan de inlichtingenverplichtingen uit hoofde van de Wet werk en bijstand en zonder nadere overweging evenmin dat zij "opzettelijk" voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld. De bewezenverklaring is dus in zoverre niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 september 2015.