ECLI:NL:HR:2015:235

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
14/00216
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kredietverzekeringsovereenkomst en precontractuele mededelingsplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Atradius Credit Insurance N.V. en British American Tobacco Nederland B.V. De zaak betreft een kredietverzekeringsovereenkomst en de omvang van de precontractuele mededelingsplicht van de aspirant-verzekeringnemer. Atradius, eiseres tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 13 november 2012 en 17 september 2013, waarin het hof eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam had bekrachtigd. British American Tobacco (BAT) had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van Atradius niet tot cassatie konden leiden. De rechtbank had in eerdere vonnissen geoordeeld over de uitleg van wederzijdse verklaringen en de vraag of er opzet tot misleiding was. De Hoge Raad concludeerde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en verwierp daarom het beroep van Atradius. Tevens werd Atradius veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van BAT waren begroot op € 6.275,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en mededelingsplicht in kredietverzekeringscontracten, en bevestigt de eerdere uitspraken van de lagere rechters.

Uitspraak

6 februari 2015
Eerste Kamer
14/00216
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ATRADIUS CREDIT INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. M. Ynzonides en mr. B. Verheij,
t e g e n
BRITISH AMERICAN TOBACCO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Atradius en BAT.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 439332/HA ZA 09-3140 van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2010 en 2 juni 2010;
b. de arresten in de zaak 200.071.570/01 van het gerechtshof Amsterdam van 21 juni 2011, 13 november 2012 en 17 september 2013.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 13 november 2012 en 17 september 2013 heeft Atradius beroep in cassatie ingesteld. BAT heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
De advocaat van Atradius heeft bij brief van 19 december 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Atradius in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BAT begroot op € 6.275,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.