ECLI:NL:HR:2015:231

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
13/05685
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur en terugvordering energiekosten met betrekking tot verjaring en ontbinding

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen [eiser] c.s. en [verweerder] c.s. over de terugvordering van energiekosten in het kader van een huurrelatie. De Hoge Raad heeft op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, waarbij de eisers in cassatie, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.F. Thunnissen, het beroep hebben ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de kantonrechter te Alkmaar, waarin de feiten van de zaak zijn vastgesteld. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en constateert dat de klachten die door de eisers zijn aangevoerd in hun cassatie niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

6 februari 2015
Eerste Kamer
13/05685
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
1. [verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 403058 / CV EXPL 12-2687 van de kantonrechter te Alkmaar van 28 november 2012;
b. het arrest in de zaak 200.120.332/01 van het gerechtshof Amsterdam van 13 augustus 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 20 november 2014 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
6 februari 2015.