ECLI:NL:HR:2015:229

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
14/02906
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partneralimentatie en onderhoudsplicht van de man jegens kinderen vanaf 21 jaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie en de onderhoudsplicht van de man jegens zijn kinderen. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, waarin de vrouw, verweerster in cassatie, haar verzoek om alimentatie had ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De man had in zijn cassatieberoep klachten aangevoerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak heeft implicaties voor de draagkracht van de man en zijn onderhoudsplicht jegens de kinderen, die vanaf hun 21e levensjaar in het geding zijn. De uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd in zaken van partneralimentatie en de verantwoordelijkheden van ouders.

Uitspraak

6 februari 2015
Eerste Kamer
14/02906
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. C.G.A. van Stratum
en mr. M.J. van Basten Batenburg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 512366/FA RK 12-2017 AW SH van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2013;
b. de beschikking in de zaak 200.129.898/01 van het gerechtshof Amsterdam van 4 maart 2014.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief 12 december 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
6 februari 2015.