Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
en mr. M.J. van Basten Batenburg.
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
6 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie en de onderhoudsplicht van de man jegens zijn kinderen. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, waarin de vrouw, verweerster in cassatie, haar verzoek om alimentatie had ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De man had in zijn cassatieberoep klachten aangevoerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak heeft implicaties voor de draagkracht van de man en zijn onderhoudsplicht jegens de kinderen, die vanaf hun 21e levensjaar in het geding zijn. De uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd in zaken van partneralimentatie en de verantwoordelijkheden van ouders.