Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
27 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 18 januari 2013, met nummer 22/003881-12. De verdachte, geboren in 1958, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.P.A. van Schaik, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 27 januari 2015 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.