ECLI:NL:HR:2015:225

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
11/00454
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van TBG Limited tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake dividendbelasting

In deze zaak heeft TBG Limited, als rechtsopvolger van [A] Holdings N.V., beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 december 2010. Deze uitspraak betrof een hoger beroep van TBG Limited tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem over een op aangifte afgedragen bedrag aan dividendbelasting. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft in twee conclusies, op respectievelijk 19 augustus 2011 en 2 oktober 2014, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. TBG Limited heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusies en op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat relevant was voor de zaak.

De Hoge Raad heeft het middel van TBG Limited beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en vier raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

6 februari 2015
Nr. 11/00454
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
TBG Limitedte
[Z], Malta (als rechtsopvolger van [A] Holdings N.V.; hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 16 december 2010, nr. 09/00148, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/5014) betreffende een op aangifte afgedragen bedrag aan dividendbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 augustus 2011 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van 5 juni 2014, X B.V. en TBG Limited, gevoegde zaken C-24/12 en C‑27/12, van het Hof van Justitie van de Europese Unie, BNB 2014/187.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 2 oktober 2014 nader geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de nadere conclusie van de Advocaat-Generaal.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. het heden in de zaak met nummer 11/00453, ECLI:NL:HR:2015:121, tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.