In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 uitspraak gedaan over de indeling van zogenaamde screenplays in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) voor douanerechten. De belanghebbende, een bedrijf dat aangiften voor douanerechten deed, had bezwaar gemaakt tegen uitnodigingen tot betaling van douanerechten die door de douane waren opgelegd. De douane had de screenplays ingedeeld onder post 8521 (videoweergave-apparaten), terwijl de belanghebbende meende dat deze onder post 8471 (eenheden voor harde schijven) moesten vallen, wat zou leiden tot een nultarief voor douanerechten.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de screenplays zowel kenmerken van een harde schijf als van een videoweergave-apparaat hebben. De rechtbank en het gerechtshof hadden eerder geoordeeld dat de hoofdfunctie van de screenplays het weergeven van multimediabestanden op een televisie was, en dat de opslagfunctie een bijkomende functie was. De belanghebbende voerde aan dat de indeling onder post 8521 onterecht was, omdat de screenplays meer functies hebben dan alleen het weergeven van beelden en geluiden.
De Hoge Raad heeft besloten om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de juiste indeling van de screenplays in de GN. De vragen betreffen de uitleg van de relevante aantekeningen in de GN en de toepassing van de Information Technology Agreement (ITA). De Hoge Raad heeft het geding geschorst totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan.