ECLI:NL:HR:2015:21

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2015
Publicatiedatum
8 januari 2015
Zaaknummer
13/05007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2005

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, die aan belanghebbende was opgelegd. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd op 5 september 2013, was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Tevens heeft belanghebbende een verzoek tot wraking ingediend, dat op 19 december 2014 is afgewezen.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Bovendien ziet de Hoge Raad geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie, omdat de belastingheffing over de arbeidsongeschiktheidsuitkering van belanghebbende niet leidt tot discriminatie bij de toegang tot arbeid in loondienst, noch tot schending van enige andere regel van Unierecht.

De Hoge Raad heeft besloten dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

9 januari 2015
Nr. 13/05007
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 5 september 2013, nr. 09/00263, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/1288) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft daarenboven een verzoek om wraking ingediend.
Bij beslissing van 19 december 2014, nrs. 14/04896 tot en met 14/04899 is het verzoek tot wraking afgewezen.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad ziet geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, zoals door belanghebbende is verzocht. Het is namelijk niet voor redelijke twijfel vatbaar dat de onderhavige belastingheffing over belanghebbendes arbeidsongeschiktheidsuitkering niet leidt tot discriminatie bij de toegang tot arbeid in loondienst als bedoeld in de Richtlijn 2000/78/EG, noch tot een schending van enige andere regel van Unierecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2015.