2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL04ST 2011001710-28, op ambtsbelofte opgemaakt op 20 januari 2012 door [verbalisant 2], hoofdagent van de regiopolitie IJsselland, (pagina's 5 tot en met 11 van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als bevindingen van de verbalisant:
Op vrijdag 2 december 2011 sprak verbalisant [verbalisant 3] met aangever [betrokkene 1]. Hij vertelde mij dat op de internetsite 'www.marktplaats.nl' goederen te koop werden aangeboden waarvan hij het sterke vermoeden had dat die van de diefstal uit zijn woning afkomstig waren. De goederen betroffen een aantal kinderzitjes en de daarbij behorende onderdelen die op een van de weggenomen fietsen waren gemonteerd.
Op aanwijzing van aangever vond verbalisant [verbalisant 3] de betreffende advertentie op genoemde site onder advertentienummer: [0001]. Aangever mailde verbalisant [verbalisant 3] een aantal bijzonderheden en foto's op basis waarvan hij zijn verdenking onderbouwde. Aangever verklaarde verbalisant [verbalisant 3] telefonisch dat hij had gezien dat de stand van de voetsteuntjes, zoals die op de marktplaatsfoto te zien was, overeenkwam met de stand waarin hij ze had gemonteerd. Tevens verklaarde hij dat een speciale bevestigingspen voor een van de zitjes niet tot de te koop aangeboden goederen behoorde. Aangever verklaarde dat deze pen vermoedelijk nog op de zadelpen van een van zijn gestolen fietsen bevestigd zat en door de dader(s) niet was gedemonteerd.
Uit de gebruikersgegevens bleek mij ondermeer dat de advertentie was geplaatst onder gebruikmaking van het ip-adres: [0002] en dat genoemd ip-adres in gebruik was bij [betrokkene 2], [b-straat 1] te [plaats]. Op dit adres staat [verdachte], geboren op [...]-[...]-1968, ingeschreven.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL04ST 2011099914-13, op ambtsbelofte opgemaakt op 6 januari 2012 door [verbalisant 2], hoofdagent van de regiopolitie IJsselland, (pagina's 151 tot en met 155 van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als bevindingen van de verbalisant:
Bij de doorzoeking aan de [b-straat 1] te [plaats] zijn onder andere twee Bobike kinderzitjes met bijhorend windscherm aangetroffen. De kinderzitjes zijn aangetroffen met het bijbehorende bevestigingsmateriaal. Deze bevestigingsmaterialen zaten in een plastic tas. Door de aangever is een foto gemaild waarop duidelijk het windscherm, behorend bij het bij hem weggenomen Bobike kinderzitje, is te zien. Door medewerkers van de Forensische opsporing zijn detailfoto's gemaakt van het aangetroffen windscherm en ter vergelijking naast een foto van aangever geplakt. Op de nieuwe afbeelding zijn nu twee windschermen op dezelfde grootte te zien. Ik, verbalisant, heb met genummerde rode cirkels 10 overeenkomstige krassen aangegeven. De foto's zijn bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
4. Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL04ZC 2011001710-19, op ambtsbelofte opgemaakt op 11 december 2011 door [verbalisant 4], verbalisant van de regiopolitie IJsselland, (pagina's 166 tot en met 171 van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
De kinderzitjes die in mijn woning aan de [b-straat 1] te [plaats] lagen heb ik vorige week om de hoek bij de flat gevonden en die heb ik op internet gezet. Dat was toen ik ze gevonden had dus ongeveer een week geleden. Ik heb die foto bij de advertentie gemaakt en ik heb de aan mij getoonde advertentie zelf op internet gezet.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een afschrift van de op de internetsite 'www.marktplaats.nl' geplaatste advertentie met afbeelding, opgenomen als bijlage bij het onder 6. genoemde proces-verbaal (pagina 170 en 171 van het onder 1. genoemde dossier) onder meer inhoudende:
Titel: te koop voor en achterzitje van bobike.
Kenmerken:
Eigenschappen: voetsteuntjes.
Conditie: zo goed als nieuw.
Geplaatst: 30-11-2011 17:21:52.
Adverteerder: [...]@live.nl
Ip-adres: [0002]."
2.2.3.Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het bewijs voor het (voorwaardelijk) opzet op de wederrechtelijkheid van de toe-eigening ontbreekt. De goederen leken te zijn prijsgegeven, gelet op de plaats waar ze door verdachte zijn aangetroffen en het feit dat de goederen incompleet en beschadigd waren.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft op 11 december 2011 bij de politie verklaard dat hij de in zijn woning aangetroffen kinderzitjes had gevonden om de hoek bij de flat. Ongeveer een week later heeft verdachte naar eigen zeggen de kinderzitjes in een advertentie op internet te koop aangeboden. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de kinderzitjes op Marktplaats heeft gezet, omdat deze er tamelijk nieuw uitzagen. In de advertentie, zoals deze op Marktplaats is geplaatst, zijn de kinderzitjes omschreven als: 'Zo goed als nieuw'.
Onder wederrechtelijk toeëigenen als bedoeld in art. 321 Sr wordt verstaan het zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester over eens anders goed beschikken.
Het hof gaat uit van de lezing die de verdachte heeft gegeven over de wijze waarop de kinderzitjes in zijn bezit zijn gekomen. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte de kinderzitjes op het moment dat hij deze aantrof rechtmatig, als vinder, onder zich had. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de omstandigheid dat verdachte de gevonden kinderzitjes te koop heeft aangeboden op internet, volgt dat de verdachte vervolgens als heer en meester over de kinderzitjes is gaan beschikken en heeft hij deze zich toegeëigend. Het had echter op de weg van verdachte gelegen om van deze gevonden voorwerpen melding te doen bij de autoriteiten. Het hof is, mede met verwijzing naar het hierboven overwogene, van oordeel dat de verdachte, gelet op de staat van de kinderzitjes, niet heeft mogen aannemen dat de eigenaar hier afstand van heeft gedaan. De kinderzitjes vertegenwoordigen waarde in het economische verkeer en van omstandigheden op grond waarvan verdachte kon en mocht menen dat de gevonden voorwerpen rechtens toekomen aan de eerlijke vinder, is niet gebleken. Die zitjes waren dus niet van verdachte en dus was de toeëigening wederrechtelijk.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. Gelet hierop kan het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden."