ECLI:NL:HR:2015:1867

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
14/03336
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordigingsbevoegdheid van een bestuurder van een vennootschap in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Recreatiepark Fort Oranje B.V. tegen Keytech Personeelsdiensten B.V. Het geding in feitelijke instanties begon met vonnissen van de rechtbank Breda op 8 februari 2012 en 11 juli 2012, gevolgd door een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2014. Fort Oranje heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin het hof de eerdere vonnissen heeft bekrachtigd. Keytech heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep en heeft daarnaast een vordering ingediend voor een proceskostenvergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

De Hoge Raad heeft de klachten van Fort Oranje beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekte tot verwerping van het cassatieberoep op basis van artikel 81 lid 1 RO.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Fort Oranje verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Keytech zijn begroot op € 2.629,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het arrest.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 14/03336
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
RECREATIEPARK FORT ORANJE B.V.,
gevestigd te Rijsbergen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast,
t e g e n
KEYTECH PERSONEELSDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Almelo,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.A. Fruytier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Fort Oranje en Keytech.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 242270/HA ZA 11-1473 van de rechtbank Breda van 8 februari 2012 en 11 juli 2012;
b. het arrest in de zaak HD 200.116.735/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 maart 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Fort Oranje beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Keytech heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep en vordert dat de toe te wijzen proceskostenvergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van het arrest van de Hoge Raad.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Keytech mede door mr. S.W. van Kasbergen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van Fort Oranje heeft bij brief van 11 juni 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Fort Oranje in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Keytech begroot op € 2.629,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.