ECLI:NL:HR:2015:1859

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
15/00619
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake belastingaanslag en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2015, waarin het Gerechtshof de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente had behandeld. Belanghebbende en zijn partner deden een beroep op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft echter het beroep op betalingsonmacht afgewezen, na ambtshalve gegevens te hebben verkregen over het inkomen en vermogen van belanghebbende en zijn partner. Deze gegevens waren actueel en er was geen reden om aan de juistheid ervan te twijfelen.

De griffier heeft belanghebbende in een brief van 28 april 2015 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 1 juni 2015 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de betaling niet had plaatsgevonden. De argumenten die belanghebbende in zijn brief van 9 juni 2015 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere uitspraak van het Gerechtshof.

Uitspraak

10 juli 2015
Nr. 15/00619
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 8 januari 2015, nr. 14/00582, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van het Hof betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende en zijn partner ([A]) hebben ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Na ambtshalve van de Raad voor rechtsbijstand verkregen gegevens omtrent het inkomen en vermogen van belanghebbende en zijn partner, waarvan niet is gebleken dat die gegevens niet meer actueel zijn, heeft de griffier van de Hoge Raad bij brief van 23 april 2015 het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Tevens is in die brief meegedeeld dat vanwege de samenhang van de door belanghebbende en zijn partner aanhangig gemaakte zaken met nrs. 15/00619 en 15/00621, slechts eenmaal een bedrag van € 123 aan griffierecht zal worden geheven en dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht beide voormelde zaken niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 april 2015 met kenmerk 15/00619, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, vervolgens gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 1 juni 2015 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 9 juni 2015 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2015.