ECLI:NL:HR:2015:1853

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
15/00966
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen, alsook een boetebeschikking. De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 25 april 2013 was eerder door de Hoge Raad vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of het tweede beroep in cassatie ontvankelijk was. De griffier had belanghebbende op 1 april 2015 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 1 mei 2015 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de betaling niet op tijd had plaatsgevonden. De argumenten van belanghebbende werden echter niet als voldoende geacht om te concluderen dat hij niet in verzuim was.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 248 wordt door de griffier teruggegeven.

Uitspraak

10 juli 2015
Nr. 15/00966
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 9 januari 2015, nr. BK-14/00391, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 25 april 2013 (nr. 12/00473, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9392) is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 4 april 2014, nr. 13/02935, ECLI:NL:HR:2014:781, BNB 2014/109, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het tweede beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 1 april 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 1 mei 2015 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 26 mei 2015 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2015.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 248 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.