ECLI:NL:HR:2015:1848

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
15/01611
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep door niet-ondertekening door advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door een moeder tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De moeder had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, maar het cassatierekest was niet ondertekend door een advocaat, wat in strijd is met artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de moeder klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, en de klachten niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, en heeft dit oordeel gemotiveerd door te verwijzen naar artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering. De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 15/01611
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Bingöl,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING TE ’S-GRAVENHAGE,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Raad.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/09/464395 FA RK 14-2923 van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2014;
b. de beschikking in de zaak 200.158.672/01 van het gerechtshof Den Haag van 7 januari 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.